Database - ZOEKEN
Genre / Voornaam / Achternaam / Levensdata / Titel / Brongegevens Bundel / Eerste Uitgave / Brongegevens Monographie | Figuren mythologisch-literair / Figuren historisch / Plaatsen mythologisch / Plaatsen historisch / Abstrakta / Gebeurtenissen / Antieke Auteurs / Antieke Geschriften | Gebied / Cultuurgebied / Opmerkingen / Citaten | van: |
---|---|---|---|
LyrikJan Campert1902-1943 Sonnetten voor Cynara (XIX) J.C. Verzamelde gedichten 1922-1943, Den Haag: A.A.M. Stols 1947, 211 J.C. Sonnetten voor Cynara, Den Haag: A.A.M. Stols 1942 | nacht, poëzie als medicijn | poëtologie De nacht is vaak het moment van poëtische productie. Poëzie wordt vaak voorgesteld als medicijn, cf. Theocr. Idyl. 11, Catull. 68.7-8 | MJR |
LyrikJan Campert1902-1943 Sonnetten aan Cynara (XX) J.C. Verzamelde gedichten 1922-1943, Den Haag: A.A.M. Stols 1947, 212 J.C. Sonnetten voor Cynara, Den Haag: A.A.M. Stols 1942 | Johannes de Doper voet als versvoet, poëzie als tuin | poëtologie NT, Grieks-Romeins | MJR |
DramaHugo Claus1929-2008 Het huis van Labdakos 1977 | Oedipus | R.Th. van der Paardt & O.J. Schrier (1979). “Klassieke motieven in de Nederlandse letterkunde – Aanvullingen I”, Hermeneus 51, 225-226. | Her |
LyrikHugo Claus1929-2008 De wangebeden 1978 | Hecate | R.Th. van der Paardt & O.J. Schrier (1979). “Klassieke motieven in de Nederlandse letterkunde – Aanvullingen I”, Hermeneus 51, 225-226. | Her |
Ida G.M. Gerhardt1905-1997 Het veerhuis 1945 | R.Th. van der Paardt & O.J. Schrier (1979). “Klassieke motieven in de Nederlandse letterkunde – Aanvullingen I”, Hermeneus 51, 225-226. | Her | |
ProsaCharles Iersel, van1896-1951 Het verzonken eiland 1928 | Dionysius II van Syracuse | R.Th. van der Paardt & O.J. Schrier (1979). “Klassieke motieven in de Nederlandse letterkunde – Aanvullingen I”, Hermeneus 51, 225-226. | Her |
ProsaW.G. Klooster1935-2019 Zonder het genadige einde 1955 | Griekenland | R.Th. van der Paardt & O.J. Schrier (1979). “Klassieke motieven in de Nederlandse letterkunde – Aanvullingen I”, Hermeneus 51, 225-226. | Her |
ProsaH. Knorringa1897-1960 Herodotus lacht 1953 | Herodotus | R.Th. van der Paardt & O.J. Schrier (1979). “Klassieke motieven in de Nederlandse letterkunde – Aanvullingen I”, Hermeneus 51, 225-226. | Her |
LyrikMichel (B.G.F. Brink Plas, van der1927-2013 Ergenshuizen 1953 | Homerus, Odyssee | R.Th. van der Paardt & O.J. Schrier (1979). “Klassieke motieven in de Nederlandse letterkunde – Aanvullingen I”, Hermeneus 51, 225-226. | Her |
LyrikMaurits H.E. Uyldert1881-1966 Alkestis 1954 | Alcestis niet afhankelijk van Euripides' tragedie | R.Th. van der Paardt & O.J. Schrier (1979). “Klassieke motieven in de Nederlandse letterkunde – Aanvullingen I”, Hermeneus 51, 225-226. | Her |
ProsaM. Wierdels-Monsma1892-1964 Het lachen van Dionusos 1949 | Syracuse | R.Th. van der Paardt & O.J. Schrier (1979). “Klassieke motieven in de Nederlandse letterkunde – Aanvullingen I”, Hermeneus 51, 225-226. | Her |
LyrikClara Eggink1906-1991 Doodenmarsch C.E. Landinwaarts, Den Haag: A.A.M. Stols 1941, 6-7 C.E. Landinwaarts, Den Haag: A.A.M. Stols 1941 | Schim (6, 7) | Mythologie Gestorven soldaten worden omschreven als schimmen. | MJR |
LyrikClara Eggink1906-1991 Alexander C.E. Landinwaarts, Den Haag: A.A.M. Stols 1941, 11-12 | Alexander de Grote | Alexander de Grote wordt gebruikt als symbool voor de veroveraar, die uiteindelijk alles veroverd heeft maar teleurgesteld uitkomt. Woorden als "papier" "kogel en rapier" wijzen op een moderne setting. | MJR |
LyrikClara Eggink1906-1991 De god en de visch C.E. Landinwaarts, Den Haag: A.A.M. Stols 1941, 20 | Pan, satyr "sater" | Mythologie Pan wordt omschreven als een satyr. | MJR |
LyrikEmile den Tex1918-2012 Mijn schip E.d.T. Slagzij, Den Haag: A.A.M. Stols 1942 (= Atlantis nr. 2), 5 | Sirene ("Het sein gehesen, de sirenes loeien", ?) | Mythologie | MJR |
LyrikEmile den Tex1918-2012 Navigare necesse E.d.T. Slagzij, Den Haag: A.A.M. Stols 1942 (= Atlantis nr. 2), 11 | Atlantis | Mythologie Het Latijn van de titel is waarschijnlijk afkomstig van een middeleeuws sententium ("navigare necesse est, vivere non est necesse") | MJR |
LyrikEmile den Tex1918-1912 Logboek E.d.T. Slagzij, Den Haag: A.A.M. Stols 1942 (= Atlantis nr. 2), 13 | Poëzie als medicijn, poëzie als drank (?, "nu ik geloof dat iemand mij blijft drinken:/mijn vers, dit heilzaam kruidenbitter.") | poëtologie Poëzie wordt vaak voorgesteld als medicijn, cf. Theocr. Idyl. 11, Catull. 68.7-8 | MJR |
LyrikEmile den Tex1918-2012 Drievoudig compromis E.d.T. Slagzij, Den Haag: A.A.M. Stols 1942 (= Atlantis nr. 2), 15 | Satraap "bedsatraap" | In het gedicht wordt een "warmbloedhengst" aangesproken en gecontrasteerd met de "bedsatraap". Het gedicht doet oriëntalistisch aan. | MJR |
LyrikEmile den Tex1918-2012 Verborgen standbeeld E.d.T. Slagzij, Den Haag: A.A.M. Stols 1942 (= Atlantis nr. 2), 17 | poëzie als plant Poeta laureatus, lauwerkrans, buste "'n gelauwerd standbeeld" | Poëtologie Het standbeeld besproken in het gedicht is J.J. Slauerhoff toegewijd.
Gedichten worden vaak vergeleken met bepaalde planten, hetgeen terug te leiden is tot Meleagers Krans, cf. AP 4.1 | MJR |
LyrikEmile den Tex1918-2012 Impasse E.d.T. Slagzij, Den Haag: A.A.M. Stols 1942 (= Atlantis nr. 2), 24 | Dichtersoldaat (?) Wijn | Het lyrisch subject drukt uit alleen nog een "bergsoldaat" te willen zijn (voor de dood?). Al bij Homerus (Il. 9.185ff.) en Archilochus (fr. 1) is het onderscheid tussen dichters en soldaten thematisch relevant. | MJR |
LyrikEmile den Tex1918-1912 Mare meum E.d.T. Slagzij, Den Haag: A.A.M. Stols 1942 (= Atlantis nr. 2), 27 | Sirene (?, "sireneboei") Poëzie als plant, bijen (?, "Daar bloeien brandingbloemen/hun rusteloze bloei,/geen bijen die er zoemen/maar een sireneboei.") | Poëtologie Gedichten worden vaak vergeleken met bepaalde planten, hetgeen terug te leiden is tot Meleagers Krans, cf. AP 4.1 | MJR |
LyrikEmile den Tex1918-1912 Herfst in de stad (III Stille Rijn) E.d.T. Slagzij, Den Haag: A.A.M. Stols 1942 (= Atlantis nr. 2), 34 | Lugdunum | MJR | |
LyrikHenricus W.J.M. Keuls1883-1968 'Waar zal ik alles wedervinden' H.W.J.M.K. Rondelen en Kwatrijnen, Den Haag, A.A.M. Stols 1942 (= Atlantis nr. 3), 8 | Ubi sunt, morgenlied | Het morgenlied is een motief in m.n. elegie en epigram waarin een minnaar zich beklaagt over de liefde | MJR |
LyrikHenricus W.J.M. Keuls1883-1968 'Ik voer den doodstrijd om een lied' H.W.J.M.K. Rondelen en Kwatrijnen, Den Haag, A.A.M. Stols 1942 (= Atlantis nr. 3), 23 | Onderwereld ("het donker zielsgebied"), Eden | Mythologie | MJR |
LyrikHenricus W.J.M. Keuls1883-1968 'Mijn hart wil in het donker slaan' H.W.J.M.K. Rondelen en Kwatrijnen, Den Haag, A.A.M. Stols 1942 (= Atlantis nr. 3), 24 | Plato's ideeënleer (?, "Wat zoek ik in dit schijnbestaan,/Waar vormen zijn belicht tot dromen!") | Filosofie | MJR |