Database - ZOEKEN

Genre / Voornaam / Achternaam / Levensdata / Titel / Brongegevens Bundel / Eerste Uitgave / Brongegevens MonographieFiguren mythologisch-literair / Figuren historisch / Plaatsen mythologisch / Plaatsen historisch / Abstrakta / Gebeurtenissen / Antieke Auteurs / Antieke GeschriftenGebied / Cultuurgebied / Opmerkingen / Citatenvan:
Lyrik
Louis Theodorus

Lehmann

1920-2012
Groteske idylle
L.Th.L. Gedichten 1939-1998, De Bezige Bij: Amsterdam 2000, 70
L.Th.L. Dag- en nachtlawaai, A.A.M Stols: Rijswijk 1940
Arcadië
idylle, geliefde sekswerker
MJR
Lyrik
Louis Theodorus

Lehmann

1920-2012
De fluiten
L.Th.L. Gedichten 1939-1998, De Bezige Bij: Amsterdam 2000, 169-176
L.Th.L. Gedichten, Van Oorschot: Amsterdam 1948
Pan (174)
Hellas, Pompeï (169), Troje (172), Sicilië, Cos “Kos” (173)
fluit [thema], elegie (169, 175), strijdlied, herderslied (173), beeldhouwkunst, vaasschilderkunst, kothurn (169), triomftocht, bloemenkrans (173)
Sappho (169-170), Archilochus (171-172), Theocritus (173-174), Rumi "Djelaleddin" (175)
Het vijfluik reflecteert op het gebruik van de fluit in (poëtische en muzikale genres van) de oudheid
Archilochus 2 Diehl [paratekst], Archilochus 6 Diehl (“die streed of spottend vluchtte”), Theocr. Idyl. 1.15-16
MJR
Lyrik
Louis Theodorus

Lehmann

1920-2012
Academia Sorana
L.Th.L. Gedichten 1939-1998, De Bezige Bij: Amsterdam 2000, 181
L.Th.L. Gedichten, Van Oorschot: Amsterdam 1948
nymphen (“nymphen van Watteau”), muze
MJR
Lyrik
Louis Theodorus

Lehmann

1920-2012
“De aarderonding maakt de zee tot wal”
L.Th.L. Gedichten 1939-1998, De Bezige Bij: Amsterdam 2000, 182
L.Th.L. Gedichten, Van Oorschot: Amsterdam 1948
Tantalus "het tantalizerende gezonkene"
Atlantis
De bestudering van de oudheid, het opduiken van archeologische vondsten in het water (Lehmann was scheepsarcheoloog), wordt vergeleken met de bestraffing van Tantalus in de onderwereld.
MJR
Lyrik
Louis Theodorus

Lehmann

1920-2012
“Steeds moesten dichters wonen in kastelen”
L.Th.L. Gedichten 1939-1998, De Bezige Bij: Amsterdam 2000, 187
L.Th.L. Gedichten, Van Oorschot: Amsterdam 1948
onmaatschappelijke dichter
Vergelijkbare kritiek op onmaatschappelijke dichters levert de dichter ook in het gedicht De fluiten dat deze bundel opent
MJR
Lyrik
Louis Theodorus

Lehmann

1920-2012
Promenade
L.Th.L. Gedichten 1939-1998, De Bezige Bij: Amsterdam 2000, 202
L.Th.L. Gedichten, Van Oorschot: Amsterdam 1948
fluit
: Vgl. De fluiten, het openingsgedicht van dezelfde bundel waarin op de verschillende functies van de fluit in de oudheid gereflecteerd wordt. In licht daarvan is “mijn fluiten” poëtologisch te begrijpen
MJR
Lyrik
Louis Theodorus

Lehmann

1920-2012
“Eeuwen vielen als kleden rond het bed”
L.Th.L. Gedichten 1939-1998, De Bezige Bij: Amsterdam 2000, 208
L.Th.L. Gedichten, Van Oorschot: Amsterdam 1948
Pan
fluit
Vgl. het gedicht De fluiten uit dezelfde bundel.
MJR
Lyrik
Menno

Wigman

1966-2018
Puber
M.W. Verzamelde gedichten, Prometheus: Amsterdam 2019, 132
M.W. Dit is mijn dag, Prometheus: Amsterdam 2004
Dido, Lesbia
Lichaam als corpus "[ik] verdiepte me/in de grammatica van haar gezicht/en spelde woord voor woord haar lichaam na."
Vergilius, Catullus
Poëzie, poëtologie
Het gedicht behandelt de klassieke auteurs als schoolauteurs, met een ongeïnteresseerde puber als focalisator. Het gedicht leest programmatisch.
MJR
Lyrik
Menno

Wigman

1966-2018
Tot de Sirenen
M.W. Verzamelde gedichten, Prometheus: Amsterdam 2019, 223
M.W. Mijn naam is Legioen, Prometheus: Amsterdam 2012
Sirenen, Odysseus (?)
Xen. Ana. 4.7 "de zee van afgebladderd blauw, de zee!"
MJR
Lyrik
Menno

Wigman

1966-2018
Natte woorden
M.W. Verzamelde gedichten, Prometheus: Amsterdam 2019, 232
M.W. Mijn naam is Legioen, Prometheus: Amsterdam 2012
Sappho
PMG fr. adesp. 976 "De maan is onder"
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Alcyone
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 9
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009
Alcyone, Aeolus "vader"
Gevleugelde woorden
De bundel is postuum verschenen en verzorgd door de echtgenote van de dichter, Judith Herzberg. Het is programmatisch geplaatst als eerste gedicht.
Ov. Met. 11.410ff.
mjr
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Een flirt tot slot
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 12
Bezeten dichter, nacht
Poëtologie
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Vraaggesprek bij een bronzen beeld
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 14
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009
Onsterfelijkheid van de poëzie "Het is in vorm en zal ons overleven"
Brons beeldhouwwerk
Het bronzen beeldhouwwerk kan begrepen worden als gedicht (beide hebben duurzame "vorm"). De spreker maakt niet de Horatiaanse claim non omnis moriar (Hor. C. 3.30; het beeld zal ons overleven.
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Begrijp de saters
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 16
Satyr "sater"
; verkrachting (“Bezwijming liefst met ogen dicht/verlangen ze van wie ze vinden.”)
Een vergelijking wordt gemaakt tussen saters en (mannelijke) werknemers op kantoor. Door de “losse zinnen” van de saters is ook een metapoëtische lezing aannemelijk. Cf. Nijhoffs Satyr en Christofoor.
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
De onlust niet
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 20
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009
Carpe diem, onsterfelijkheid van de poëzie "je zinnen zie je niet dorren", poëzie als plant/bloem
Poëtologie
Het gedicht lijkt te spelen met het carpe diem motief. Alles wordt rijp en rot maar de lust (“je zinnen”) blijft.
Vgl. Hor. c. 1.11
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Ode aan de kwee
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 22
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009
draak, Atlas, goden, Heracles
Avondland
gouden appels, Hesperiden appels, Val van Troje (?, Cf. Vondel Gijsbrecht van Aemstel “Het hemelsche gerecht…”)
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Ode aan de vijg
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 23
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009
Grieken "[de vijg] geeft haar vlees aan de grieken"
Schaduw, poëzie als plant/bloem "Alle mode begint bij haar blad"
Vijg
Poëtologie
Het gedicht is een Ode aan de vijg. Het "stokoude gewas" was er al in het paradijs. Of de "nieuwere staten" ("semieten" "turken" "grieken") zich bevinden in heden of oudheid is onduidelijk.
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Geurloos
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 32
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009
Droomverschijning
Cf. Alcyone, uit dezelfde bundel
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Alibi voor andersdenkenden
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 37
Goden, Poseidon, Zeus, Apollo
Grieks-Romeins, OT "sisten alleen hun ge
Het gedicht reflecteert op hoe de goden stof voor dichtkunst zijn geworden
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Dochters van het geluk
Goden? (Artemis “pijl en boog”)
Cf. Alibi voor andersdenkenden, het voorgaande gedicht in dezelfde bundel. Cf. filosofische kritiek op weergave van de goden in gedichten van Homerus en Hesiodus.
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Wachtend op het voetveer
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 39
Recusatio “Aan veldslagen en oneindige marsen/ontkomen … schreef uw regels zolang het ging”’, extase, voet als versvoet (? titel)
Charons veerboot (? titel)
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Vindplaats Harrara I-III
E.L. Gaandeweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 42-44
Harrara
Grafinscriptie, dodenstad (44); Demos (naam, 42), Hermione grammatikè (43); linnen lijkwade
Grieks Egyptisch Hellenistisch
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Waar het hierna is
E.L. Gaandweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 47
schim
hiernamaals, onderwereld
MJR
Lyrik
Ed

Leeflang

1929-2008
Over metamorfoses
E.L. Gaandweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 47
Daphne, Syrinx
verkrachting, metamorfose
Metamorphoses
MJR
Ed

Leeflang

1929-2008
De Oosterschelde
E.L. Gaandweg, Arbeiderspers: Amsterdam 2009, 51
Bron als inspiratiebron, recusatio
De dichter geeft een omschrijving van de Oosterschelde als het water waaruit hij zijn inspiratie haalt; geen hoogdravende poëzie, maar Zeeuwse gegronde.
MJR
Wer ist eigentlich dieser Achill, fragte die Schildkröte und fraß weiter an ihrem Salatblatt
Arnfrid Astel
Philologische Interessen konnten nicht bedient werden.
Bertolt Brecht
Feuergefährlich ist viel. Aber nicht alles, was feuert, ist Schicksal, Unabwendbares.
Max Frisch
Ich ziehe mich zurück in das Federkleid schwebender aufsteigender Sätze
Günter Kunert
Die Moderne [kann] sich nur richtig verstehen, wenn sie sich aus der Antike versteht.
Michael Theunissen
Zuviel Abendland, Verdächtig.
Günter Eich