Database - ZOEKEN
Genre / Voornaam / Achternaam / Levensdata / Titel / Brongegevens Bundel / Eerste Uitgave / Brongegevens Monographie | Figuren mythologisch-literair / Figuren historisch / Plaatsen mythologisch / Plaatsen historisch / Abstrakta / Gebeurtenissen / Antieke Auteurs / Antieke Geschriften | Gebied / Cultuurgebied / Opmerkingen / Citaten | van: |
---|---|---|---|
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Misgeboorte G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 171 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Poëzie als vervoering ("Van poëzie bezeten"). Poëzie als lichaam (?, "liederen worden aas voor honden") | Poëtologie Het lichaam wordt in poëzie onderdeel van het corpus van de dichter. Vgl. m.n. Ovidius; A.P. 5.132 "liederen worden aas voor honden", vgl. Hom. Il. 1.4 | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Gedaante G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 175 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Alcestis, Eurydice (?, "een gedaante ..., die tegen beter weten in/om mij den dood verlaat.") Katabasis (?, "om mij den dood verlaat") | Mythologie Grieks Het katabasismotief gaat uit van een afdaling in de onderwereld én de daarop volgende terugkomst uit het dodenrijk. | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Illusie G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 176 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Blindheid ("zelve blind van donker dat ik voor u vind"). | Grieks-Romeins Voor de blinde dichter, vgl. bijv. Hom. Od. 8.62-67. Blindheid is een terugkerend motief in Achterberg. | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Offerande G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 178 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Dodenrijk ("Binnen het stugge duister van den dood") Offerpraktijk | Mythologie Religie Grieks-Romeins | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Overspel G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 179 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Poëzie als bloem/plant ("Poëtisch bloeisel"), vgl. A.P. 4.1. Poëzie als lichaam (?, "het enigst, dit,/en toegestaan,/zoals eenmaal/het zoet bezit/van uw lichaam.") | Poëtologie Grieks-Romeins Gedichten worden vaak vergeleken met bepaalde planten, hetgeen terug te leiden is tot Meleagers Krans, cf. AP 4.1
Het lichaam wordt in poëzie onderdeel van het corpus van de dichter. Vgl. m.n. Ovidius; A.P. 5.132 | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Onteigening G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 181 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Poëzie als lichaam, poëzie als materiaal (?, "Gij nam de laatste phase aan/des zijns, een lichaam dat versteent") | Poëtologie Grieks-Romeins Het lichaam wordt in poëzie onderdeel van het corpus van de dichter. Vgl. m.n. Ovidius; A.P. 5.132.
Verstening (van een lichaam) is een terugkerend poëtologisch motief bij Achterberg. | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Schijnwerper G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 183 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Mysteriën (?, "het liedgeheim"). Huwelijk (?, "ontsluiert zich de dood"; Bruid van de Dood: epigrammotief. Invloed vanuit het christendom is mogelijk (bruid van Christus). Het ontsluieren van de bruid is gebruikelijk) | Religie, epigram? Grieks-Romeins, christelijk | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Slaap G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 184 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Onsterfelijkheid door poëzie (?, "wat ik nog van u vind/is eeuwigheid te noemen") | Poëtologie | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Negatief II G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 186 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Pygmalion, Galathea (?, "hoe houw ik uit/klanken een beeld van wat/gij eenmaal zelf bezat") Poëzie als materiaal | Mythologie Vgl. voor het motief Hor. c. 3.30 | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Bruiloftslied G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 188 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Huwelijk (?, "Gij diept de dood in het verborgen uit,/tot hij mij in een punt met u besluit:/ik ben uw bruidegom, donkere bruid.") | Epigram? Grieks-Romeins Bruid van de Dood: epigrammotief. Invloed vanuit het christendom is mogelijk (bruid van Christus). | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Kosmos G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 189 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Nacht ("alleen om lied te maken/van dodelijke zaken,/moet ik den dag doorwaken") | Poëtologie Grieks-Romeins De nacht is vaak het moment waarop poëzie vervaardigd wordt, vaak met slapeloosheid tot gevolg. Hier is sprake van omkering van het motief: de dag moet doorgewaakt. | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Duur G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 191 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Stoïcisme (?, "ik ben het verste vuur") | Filosofie | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Accomodatie G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 153 G. A. Dead End, Maastricht: A.A.M. Stols 1940 | Plato's zielenleer (?, "ik kom heelal te kort/nu zintuig en orgaan/verand'ren in hun tegendeel", vgl. Plato Phaedo 70d e.v.) | Filosofie Grieks | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Delphi G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 194 G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941 | Delphi Blindheid canon ("ik heb geen ander geluid gehoord/dan in de canon van mijn hart/de duizend orgels van geluk en smart.") | Grieks-Romeins, christelijk Het gedicht heeft programmatische plaatsing als eerste gedicht.
Er is spel met de wereldlijke en geestelijke zin van 'canon'.
Voor de blinde dichter, vgl. bijv. Hom. Od. 8.62-67. Voor verblinding die leidt tot inzicht, vgl. Oedipus, Tiresias. | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Dooi G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 199 G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941 | Poëzie als lichaam, onsterfelijkheid door poëzie (?, "in de dubbele eeuwigheid/van lichaam en gedicht") | Poëtologie Grieks-Romeins Het lichaam wordt in poëzie onderdeel van het corpus van de dichter. Vgl. m.n. Ovidius; A.P. 5.132. | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Gevecht G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 201 G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941 | Schaduw/schemer (?, "Ik ben een avondmens") Ovidius' exil (?, "Ik kan niet terug./Ik moet door dit kristal heenscheuren/de witte bliksem van mijn vlucht/naar avondlanden") | Poëtologie Romeins Ovidius' ballingschap staat vaak model voor (metaforisch) literair exil. Exil is een terugkerend motief in Achterbergs bundel Osmose.
Voor dichters die de schaduw/schemer verkiezen, vgl. Verg. Ecl. 1.1, Hor. c. 1.38. | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Fatum G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 202 G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941 | Fatum [thema].
Exil (?, "Plaatsen, waar ik nooit meer aan dacht,/staan soms ineens geduldig open./Als ik er in zou kunnen lopen, was ook de tijd teruggebracht")
Poëzie als beweging te voet (?, "mijn lot.../dat mij de pas heeft afgesneden") | Poëtologie Exil is een terugkerend motief in Achterbergs bundel Osmose. Ovidius' ballingschap staat vaak model voor (metaforisch) literair exil.
Dichters bewegen zich vaak te voet voort, op basis van spel tussen voet en versvoet. Vgl. Ov. Tr. 1.1.16; 1.10.23; A.P. 1 | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Woestijnstad G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 206 G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941 | Blindheid, onsterfelijkheid door poëzie (?, "nu word ik blind en eeuwig onverhinderd").
Inscriptie/graffiti (?, "ik moet u aan de laatste muren vinden.") | Poëtologie Grieks-Romeins Wat de inscripties betreft, vgl. Achterbergs gedicht Herculaneum. | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Geheel den dag ... G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 207 G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941 | Dodenrivier (?, "van de overzij/der wateren") Vers van verto (Lat.), Nacht ("Geheel den dag hebt gij mij gaande gehouden,/dood, draaiend in mij.") | Poëtologie Grieks-Romeins De nacht is vaak het moment van poëtische productie. Hier is het motief omgedraaid.
Vgl. voor het etymologisch spel vers/draaien Catul. 50.12.
Vgl. voor gezang over een dodenrivier Martinus Nijhoff 'Moeder de vrouw'. | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Om een donker lichaam G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 209 G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941 | Geliefde hetaere (?, "gehuld in broze, paarse schemers,/staan huizen met lichamen open"). Belofte van verliefden (?, "dat in haar lichaam nog de nacht/van mijn woord niet is verbroken") | Poëtologie Grieks-Romeins De geliefde in epigrammen en elegie is vaak een sekswerker. Vaak kan zij gelezen worden als metafoor voor poëzie. | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Geduld G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 211 G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941 | Onsterflijkheid door poëzie, poëzie als lichaam ("mijn leden liggen van een zijn vervuld,/waarvoor verloren gaan alleen beduidt,/zich omzetten in eeuwigheid.") | Poëtologie het lichaam wordt in poëzie onderdeel van het corpus van de dichter. Vgl. m.n. Ovidius; A.P. 5.132. | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Verstening G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 213 G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941 | Ovidius' exil (?, "In stilten die verstenen/tegen uw rijk", "ik moet dit land verkennen/tot aan mijn dood") | Poëtologie Ovidius' ballingschap staat vaak model voor (metaforisch) literair exil. Exil is een terugkerend motief in Achterbergs bundel Osmose. | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Remplaçant G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 215 G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941 | Protesilaus, Alcestis (?, "Voor één uur in haar leven terug") | Mythologie Grieks-Romeins | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Spiegeling G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 217 G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941 | Plato's zielenleer (?, "Langs de gewesten van het zijn/drijven de resten van uw wezen") | Filosofie | MJR |
LyrikGerrit Achterberg1905-1962 Opstanding G. A. Verzamelde gedichten, Amsterdam: Querido 1980, 220 G. A. Osmose, Maastricht: A.A.M. Stols 1941 | Catul. 64.60-67 (?, "De wind heeft zich verkoren/.../en mij om het te horen." "bewegen de gewaden,/die aan u toe behoren.") | MJR |